Helium heeft slechts twee valentie-elektronen, terwijl de rest van de edelgassen er acht heeft (hoewel de buitengewone inertie van helium vergelijkbaar is met. 1 Moleculen waarin een atoom meer dan acht valentie-elektronen rond zich heeft. Anderzijds zijn er moleculen als SF6 met een octaëdrische structuur waarin het. 2 periodiek systeem uitleg Het molecuul heeft –3 lading, dus een overschot van drie elektronen. In totaal zijn er dus 5 + 4×6 + 3 = 32 elektronen beschikbaar, ofwel 16 elektronenparen. Voeg aan elk . 3 Een watermolecuul (H2O) is opgebouwd uit twee waterstofatomen (H) en één 7 6 Zwavel (S) heeft atoomnummer 16 en heeft 2 elektronen in zijn K-schil. 4 Each hydrogen atom has one valence electron and is univalent. In chemistryand physics, a valence electronis an electronin the outer shellassociated with an atom, and that can participate in the formation of a chemical bondif the outer shell is not closed. In a single covalent bond, a shared pairforms with both atoms in the bond each. 5 Merk op dat het aantal valentie-elektronen en de valentie opgeteld altijd acht of twee zijn. Dit is de octetregel. Radicalen. Als niet alle valentie-elektronen benut zijn, dus als een molecuul vrije elektronen heeft, spreken we van een radicaal. 6 hoeveel valentie elektronen heeft natrium Bij het opstellen van de lewisstructuur geldt de octetregel. Dat houdt in dat elk atoom in een molecuul streeft naar een edelgasconfiguratie, oftewel acht valentie-elektronen. Een . 7 Voor de andere elementen in de kolom van het periodieksysteem waarin natrium staat geldt hetzelfde: ze hebben allemaal 1 valentie-elektron en staan dat makkelijk af. De elementen in de kolom van beryllium hebben twee valentie-elektronen, die eveneens makkelijk afgestaan worden. 8 Bij het opstellen van de lewisstructuur geldt de octetregel. Dat houdt in dat elk atoom in een molecuul streeft naar een edelgasconfiguratie, oftewel acht valentie-elektronen. Een uitzondering hiervan is het H-atoom, deze wil altijd twee valentie-elektronen hebben. 9 16 He: 2: Li: Be: B: C: N: O: F: Ne: 3: Na: Mg: 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Al: Si: P: S: Cl: Ar: 4: K: Ca: Sc: Ti: V: Cr: Mn: Fe: Co: Ni: Cu: Zn: Ga: Ge: As: Se: Br: Kr: 5: Rb: Sr: Y: Zr: Nb: Mo: Tc: Ru: Rh: Pd: Ag: Cd: In: Sn: Sb: Te: I: Xe: 6: Cs: Ba: ↓: Hf: Ta: W: Re: Os: Ir: Pt: Au: Hg: Tl: Pb: Bi: Po: At: Rn: 7: Fr: Ra: ↓↓: Rf: Db. fluor valentie elektronen 10 Wanneer in een lewisformule een covalent gebonden atoom in zijn onmiddellijke omgeving meer of minder valentie-elektronen heeft dan in ongebonden toestand. 11